Waar waardevolle spullen vroeger werden begraven of verstopt, worden ze tegenwoordig veilig bewaard achter slot en grendel. Veel huizen zijn namelijk voorzien van cilindersloten en dat maakt dat het een veilige plek is om spullen op te bergen. Maar hoe zijn dergelijke sloten eigenlijk ontstaan? Was het een samenloop van omstandigheden of was het toch een gerichte uitvinding?
Patent
In 1784 werd er voor het eerst patent aangevraagd op het cilinderslot door de Engelsman Joseph Bramah. Het toenmalige slot bestond uit een cilinder en een behuizing. Het cilinderslot van Bramah lijkt behoorlijk veel op het radiaalslot zoals we dat nu kennen. Het Bramahslot was duur en door lang niet iedereen te betalen. Daarom werd dit type slot met name in brandkasten gebruikt door de rijkere mensen om hun kostbare spullen veilig in op te bergen.
Veiligheid vergroten
Met de komst van het cilinderslot werd het direct een stuk veiliger om dingen achter slot en grendel op te bergen. Cilindersloten hebben namelijk miljoenen verschillende combinatiemogelijkheden. Dat was voor die tijd ongekend. Het klavierslot dat destijds veelvuldig gebruikt werd, had niet meer dan een paar honderd combinaties.
Stiftcilinderslot
De Amerikaan Linus Yale vroeg in 1844 patent aan op het stiftcilinderslot. Het slot werd in 1861 uiteindelijk zo verbeterd door zijn zoon dat het toenmalige slot bijna hetzelfde werkt als het cilinderslot zoals we dat nu kennen. In de 20e eeuw verving het cilinderslot het klavierslot in de meeste buitendeuren en vandaag de dag is dit nog steeds het meest gebruikte slot.